Verkeersongelukken worden té vaak afgedaan in de kolommen
Nederlandse psycholoog vraagt met zelfhulpgids aandacht voor verkeersslachtoffers
HASSELT –
‘Na de klap’, zo heet het nieuwe boek van de Nederlands-Limburgse psycholoog Huub Buijssen waarin hij verkeersslachtoffers en/of hun nabestaanden een manier aanreikt om een ongeval te verwerken. In de ‘zelfhulpgids’ beschrijven hij en co-auteur Suzanne Buis twaalf persoonlijke, aangrijpende verhalen. Daarnaast omvat het boek een gids met verwerkingstips en psychische reacties. “Het is een vorm van leestherapie: door kennis te maken met de ervaringen van anderen, leert een slachtoffer dat hij niet alleen staat met zijn probleem.”
Het verbaast Huub Buijssen dat er nooit eerder een Nederlandstalig boek is uitgegeven voor en over verkeersslachtoffers. “Verkeersongelukken zijn blijkbaar zo gewoon dat ze vaak afgedaan worden in de krantenkolommen”, zegt hij. “En dat terwijl ieder jaar één procent van de bevolking betrokken is bij een ongeval op de weg. Wereldwijd zijn er in het verkeer meer doden gevallen dan tijdens de Tweede Wereldoorlog. In België alleen zijn er 1.400 verkeersdoden per jaar. Een op de drie Belgen belandt eens in zijn of haar leven in het ziekenhuis door een verkeersongeval… Het risico op een verkeersongeluk is vele malen groter dan de kans vermoord of aangevallen te worden. Jaarlijks worden er in België minder dan 200 moorden gepleegd en hiervan komt tweevijfde dan nog eens op rekening van de ‘crime passionel’. Het is dan ook ironisch dat veel mensen ’s avonds geen wandeling meer durven te maken uit angst om beroofd of aangerand te worden, maar wel de moed hebben om in de auto te stappen. En dat is dan weer deels voor rekening van de media, die criminaliteit meer uitvergroten dan ongelukken. Zou misdaad minder aandacht krijgen, dan zou het gevoel van sociale veiligheid toenemen. En omgekeerd, als verkeersongelukken dezelfde aandacht zouden krijgen als – zeg maar – het proces-Dutroux, dan zou over een maand niemand meer in de auto durven te stappen. Mensen zouden letterlijk doodsbang zijn.”
In het eerste deel van het boek vertellen twaalf verkeersslachtoffers, familieleden en getuigen over hun ervaringen. Persoonlijke verhalen, altijd aangrijpend. Buijssen: “Een getal als 1.400 verkeersdoden gaat bij mensen het ene oor in en het andere uit. De persoonlijke getuigenis van één individu blijft daarentegen hangen. Het vertelt hoe een leven compleet ontwricht kan worden in een seconde.”
“Mensen herkennen er hun eigen verhaal in. Ze putten hoop en bevestiging uit de getuigenissen. Deskundigen noemen dat ‘bibliotherapie’, of ‘geneeslezen’: door het boek te lezen ondervinden slachtoffers dat ze geen alleenstaanders zijn en dat het best wel kan dat ze soms verbitterd, verdrietig of net boos zijn.”
Ook veroorzakers van ongelukken doen hun aangrijpende verhaal in het boek: “Ze gaan erg gebukt onder het feit dat ze de dood van iemand op hun geweten hebben of menen te hebben. Het gooit levens overhoop, ook al had de veroorzaker ‘nu eenmaal voorrang’… Dat draag je een leven lang met je mee.”
Het tweede deel van het boek is een gids voor zelfhulp. Buijssen beschrijft welke psychische reacties er kunnen optreden, hoe de verwerking kan verlopen en wanneer het aangeraden is om professionele hulp te zoeken. “Elk verkeersongeluk maakt immers ook minstens vijf indirecte slachtoffers in de naaste familie. Mensen die achterblijven of rechtstreeks geconfronteerd worden met al dan niet ernstige levensbeperkingen van een (zwaar)gewond familielid.
In zijn studententijd was Buijssen getuige van een dodelijk ongeluk dat een diepe indruk op hem naliet. Hij schrijft: ‘In een mum van tijd stonden er tientallen mensen om het slachtoffer. Tussen de lichamen door zag ik een plas bloed die snel groter werd. Ik durfde niet dichterbij te komen, zeker niet toen ik al snel iemand hoorde zeggen dat de mevrouw was overleden. Ik kon alleen maar aan haar familie denken: ze zullen haar nooit meer thuis zien komen.’
Buijssen: “Negentig procent van de nabestaanden – en ruim een derde van de zwaargewonden – heeft de eerste drie jaar na een ongeluk geen enkel plezier meer in het leven, alles lijkt zinloos. Maar naast de lichamelijke gevolgen van een ernstig verkeersongeluk kunnen ook de psychische consequenties dramatisch zijn”, zegt Buijssen. “Een kwart van de slachtoffers heeft verwerkingsproblemen en ontwikkelt het eerste jaar een posttraumatische stressstoornis, tien procent krijgt een depressie en een op de vijf heeft een verkeersfobie waardoor hij niet meer achter het stuur durft. En tussen die drie groepen zitten ook nog eens overlappingen. Daarnaast zijn er ook nog de ongelukken waarbij je er ‘met de schrik’ vanaf komt. Soms vergeet je dan dat verkeerde inhaalmanoeuvre van een tegenligger na enkele dagen, weken of maanden. Maar in hetzelfde geval kun je ook een psychotrauma ontwikkelen: een (bijna-)ongeluk drukt je immers keihard met de neus op het feit dat je leven wel eens plots afgelopen had kunnen zijn.”
Buijssen pleit dan ook voor meer politiecontroles en een strenge regelgeving in het verkeer. “Veel mensen hebben nu eenmaal een paar fikse boetes nodig om discipline te ontwikkelen. Dat geldt zeker voor wegpiraten die de wegen zien als een racebaan. Die mensen leren alleen maar van boetes en het intrekken van hun rijbewijs.”
Geert op ’t Eynde