Agressie / Hard trappen naar de leraar
door Monique de Heer
Leraren pesten is van alle tijden. Grof geweld niet, dat is nieuw. De docent die tijdens een schoolfeestje verrot werd geschopt, was vooral zo kapot van het incident omdat hij als ex-marinier had gedacht dat hem zoiets niet zou overkomen. ,,Veel kinderen hebben alleen nog maar respect voor het recht van de sterkste.”
Agressie / Hard trappen naar de leraar door Monique de Heer Leraren pesten is van alle tijden. Grof geweld niet, dat is nieuw. De docent die tijdens een schoolfeestje verrot werd geschopt, was vooral zo kapot van het incident omdat hij als ex-marinier had gedacht dat hem zoiets niet zou overkomen. ,,Veel kinderen hebben alleen nog maar respect voor het recht van de sterkste.” Dit incident is afkomstig uit het boek ‘Lesje geleerd?’ van Huub Buijssen en Mathilde Bos. Zij gaven jarenlang trainingen aan personeel in de gezondheidszorg over omgaan met geweld. Maar een nieuw werkterrein heeft zich aangediend: het middelbaar onderwijs. De schrijvers verzamelden voor hun handleiding voorbeelden van grof geweld tegen leraren en behandelen de nasleep van de vaak ingrijpende gebeurtenissen. De incidenten liegen er niet om. Een leraar die na de les wordt klemgezet door drie leerlingen in zijn eigen lokaal loopt een liesbreuk, een zware hersenschudding en interne bloedingen op. Een ander wordt aangevallen door een vader tijdens een oudergesprek. Het kind steelt eten op school en de schoolarts concludeert dat de jongen ondervoed is. Tijdens een gesprek met de vader klimt deze over de tafel heen en begint erop te slaan met de uitroep ‘Dan maak ik u nu dood’. De lerares die uit de terrasstoel werd getrapt, vertelt maanden later dat ze ‘nu heel anders rondloopt’. Ze is minder idealistisch geworden: ,,Ik zie nu veel beter de beperkingen die je hebt ten aanzien van dit soort jongens.” Trainer Huub Buijssen schreef het boek niet om het imago van het leraarsvak nog eens een extra klap toe te brengen. Want hoewel geweld tegen leerkrachten toeneemt, is het niet zo erg als in andere sectoren. Buijssen: ,,De agressie tegen conducteurs, verpleegkundigen, gevangenisbewaarders en bijvoorbeeld medewerkers van de sociale dienst is veel groter. Een leraar loopt ongeveer vijftig procent kans om een keer in de hele carrière een ernstig geweldsincident mee maken. Daarmee springen ze er niet uit. Echt veilige beroepen zijn er niet zo veel. Voor mensen die het overkomt, is het wel prettig te weten dat ze niet de enigen zijn.” De positie van een leraar is wel uitzonderlijk. Een leraar staat alleen tegenover een groep in vrij geïsoleerde omstandigheden. Buijssen: ,,Je wordt er zowel door collega’s als leerlingen op afgerekend als het misloopt. Als leraar moet je de klas ‘aankunnen’. Daarom vinden veel leraren die met agressie te maken hebben het moeilijk om er over te praten. Iedere traumatische ervaring roept schuldgevoelens op.” Orde bewaren in een klas behoort tot de taak van de leraar. Welke leraren lopen het meeste risico? Buijssen: ,,Op het platteland is het risico kleiner dan in de grote stad. Op scholen met veel allochtone leerlingen is het risico juist weer groter. In de Marokkaanse cultuur bijvoorbeeld is vader thuis de baas, de politie is de baas op straat en op school is het de leraar. Maar Nederland kent een onderhandelingscultuur. Zelfs in landen direct om ons heen zoals Duitsland en België, is het normaal naar iemand te luisteren omdat die hoger in rang is. Maar in Nederland gaat het om de argumenten. Een gesprek aangaan met een leerling, wordt in Marokko gezien als zwakte. Daarbij zijn die leerlingen heel trots. Eergevoel is belangrijk en voor het oog van anderen wil men niet afgaan. Vernedering roept agressie op en dat maakt het er voor de leerkracht niet gemakkelijker op.” Dan is er nog een vorm van geweld die speciaal voorkomt op scholen, zegt Buijssen: geweld om te laten zien dat je erbij hoort. ,,Elke groep heeft een eigen identiteit en sommige groepen manifesteren zich via geweld. En daaromheen komt dan ook weer een groep die stoer moet doen. In grote scholen ontstaan die groepen sneller. Op een kleine school gebeurt dat minder snel, dan vermengen de weinige echt agressieve kinderen zich meer met rustige leerlingen en passen zich aan.” Paul de Boer (‘Vincent’ uit het boek) kwam drie jaar geleden tijdens een schoolfeest onder een schoppende en slaande leerling terecht. ,,Vieze vuile rotjood, ik vermoord je”, kreeg hij te horen. De school durfde de politie niet te bellen omdat er juist op dat moment een groep van dertig Marokkaanse jongeren voor de deur stond die naar binnen wilden en de vlam dan wel eens helemaal in de pan kon slaan.” De maandag na het feest gaat Paul de Boer weer naar school. Hij geeft al 25 jaar filosofie en godsdienstles. Het eerste uur wil de 5 vwo-klas natuurlijk weten wat er was gebeurd. De Boer zegt daarop dat hij iedereen in de klas wil kunnen zien: ,,Er mag niemand achter me staan. Ik vertrouw jullie niet meer.” In de klas begint hij te huilen. De Boer: ,,Ik ben oud-commando en fysiek kan ik zo’n jongen wel aan, hoewel vechten met een kind heel moeilijk is. Maar die avond heeft een enorm effect op me gehad. Ik was veiligheidscoördinator op de school en was gevraagd toezicht te houden op de schoolfeesten. Dat het mij kon overkomen, kon ik niet goed geloven.” De Boer doet aangifte van geweldpleging, racistische uitingen, vernieling van eigendommen (zijn horloge was kapot) en bedreiging met de dood. Hij staat erop dat de jongen geschorst wordt maar vindt de rector tegenover zich. ,,Die jongen heeft wettelijk recht examen te doen. Als hij geen examen kan doen, moet de inspectie worden ingelicht en dat geeft heel wat onrust”, laat die weten. De andere docenten vallen De Boer echter bij en dreigen het bestuur erbij te halen. De rector bindt in. De jongen mag geen lessen meer volgen, maar doet wel examen. Paul de Boer voelde zich lang niet meer veilig. Hij is meer lessen op een hbo-instelling gaan geven en minder op de middelbare school: ,,Puberale spierballen zijn er altijd geweest, maar nu wordt er hard getrapt als iemand al op de grond ligt. Er worden messen meegenomen naar school. Er gebeurde vroeger natuurlijk ook van alles, maar het is nu wel anders, harder.” ,,Het is voor mij zo schokkend omdat het op een plek gebeurt waar je iedere dag kennis doorgeeft. Als dat vermengd wordt met fysiek geweld is dat gewoon verschikkelijk. Je bouwt een band op met leerlingen waarvan jij denkt dat die respect afdwingt. Maar veel kinderen hebben alleen nog maar respect voor het recht van de sterkste.” Trainer Huub Buijssen zegt dat Paul de Boer geluk had dat zijn collega’s hem steunden. Het gebeurt ook wel anders. Ronduit schokkend zijn in het boek de verhalen waarin collega’s op school de bedreigde collega niet te hulp komen. Een leraar die op de grond ligt te worstelen met een leerling die door het lint gaat: ,,Net als door mijn hoofd schiet dat ik de vechtpartij niet lang meer volhoud, steekt mijn collega zijn hoofd om de hoek van de deur en zegt gedag. Alsof het normaal is dat ik met een leerling in de houdgreep op de grond lig. Hij groet en vertrekt.” Kan een leraar léren stevig over te komen? Buijssen: ,,Video-opnamen bekijken van leraren die geen problemen hebben om hun gezag uit te oefenen, kan helpen. En daarnaast is het goed te zien hoe je zelf overkomt. Rechtop staan en duidelijk spreken ligt voor de hand. Vooral bij de eerste ontmoeting met een klas, want dan wordt de toon gezet. Fysiek geweld trekt veel aandacht. Maar vaak is er al veel aan vooraf gegaan.” Aardig gevonden worden helpt niet. ,,Juist leraren die graag aardig gevonden willen worden, hebben problemen. Dan leg je namelijk het oordeel over jezelf voor een deel bij de ander. Aardig is een eigenlijk een negatief woord. En verder is het vaak ongrijpbaar. Sommige mensen hebben een natuurlijk charisma. Daar weet je van dat er niet mee te spotten valt. Het vak dat de leerkracht geeft, kan ook een rol spelen. Wie een goed cijfer voor wiskunde nodig heeft, wacht nog even met zieken tot bij handenarbeid. En soms is het gewoon domme pech.” De leiding van de school heeft vaak sterk de neiging incidenten te bagatelliseren, zoals ook De Boer overkwam. Buijssen: ,,Schoolleiders zijn vaak bang voor verlies van status van de school. Ze zijn bang dat de school een slechte naam krijgt, maar volgens mij werkt het bij ouders en leerlingen niet zo. Als een leerling een docent aanvalt en daar wordt vervolgens door de leiding lafhartig op gereageerd, dan zorgt dat juist voor een heel onveilig gevoel. Je moet leerlingen van stonde af aan de regels duidelijk maken. De scheidsrechter aanvallen is zo ongeveer de ergste overtreding die je op een voetbalveld kunt maken. En op school moet geweld tegen een leraar de ergste overtreding zijn.” Op de school van Paul de Boer vond de schoolleiding het moeilijk een houding te bepalen. De Boer kreeg een paar theaterbonnen om het leed te verzachten, wat hij beledigend vond. Toch wil hij niet dat de school met naam wordt genoemd: ,,Het kost je leerlingen en dat betekent minder uren voor docenten. Die hebben allemaal hypotheken. Mijn school loopt leeg. De hoogopgeleide ouders halen hun kinderen eraf en we krijgen kinderen van laagopgeleiden, meest allochtonen, terug.” De Boer heeft de problemen verwerkt door er juist niet over te praten. ,,’Maar je kan toch naar een andere school’, wordt er dan gezegd. Maar het is mijn schooltje, met mijn leerlingen. Leg dat maar eens uit. Zo’n schorsing levert ook een duivels dilemma op. Als je zo’n jongen op school laat, moeten de leraren incasseren en met wegsturen geef je het kind in feite op.” Dat laatste is voor scholen vaak reden om het wangedrag van een leerling te vergoeilijken. Het motto is: ‘Hij heeft het al zo moeilijk’. De Boer vindt dat de norm duidelijk moet zijn. ,,Als ze zeggen: ‘ik ruk je kop van je romp, klootzak’, dan menen de meesten dat natuurlijk ook niet – maar het is intussen wel gezegd. Of twintig keer kanker zeggen in een les, vreselijk, ik ga er de eenentwintigste keer nóg tegenin. Ik heb vorig jaar de eerste dag een brugklasser binnen zien komen, die een docente begroette met ‘klein kontje maar lekkere tietjes heb je’. Het kind begreep niet eens dat zoiets niet kan. ” Ook de docenten zelf zijn niet helemaal vrij te pleiten. De Boer: ,,Het verbale geweld van docenten zelf wordt ook steeds erger. Je dekt je in en wilt geen gesodemieter in de klas hebben. Dus is het al snel: ‘lulhannes, hou op met dat gekloot’. We laten de deuren van de lokalen tegenwoordig open staan. Dat is veilig en zorgt voor sociale controle.” Maar ook hij ziet dat leerlingen het vaak écht moeilijk hebben. ,,Er is in het middelbaar onderwijs een tweedeling ontstaan tussen mensen die alles hebben en mensen die het niet zullen krijgen. Vroeger kon je via mavo en havo door naar het vwo en toch nog naar de universiteit. Nu niet meer. Als je nu op mavo wordt ingeschat dan blijf je daar. Ik ben zelf van allochtone afkomst. Vooral die kinderen zijn vaak laatbloeiers door omstandigheden.” ,,Die kloof entameert geweld. Als ik vwo’ers een werkstuk laat maken, dan krijg ik werkstukken terug die thuis allemaal op de eigen computer zijn gemaakt. Ouders hebben vaak nog meegeholpen ook. Die andere kinderen, van het vmbo, die moeten het op school doen. Na schooltijd stroomt het internet lokaal op mijn school vol met Marokkaanse kinderen. Dan zitten ze met z’n twintig man achter een computer, dat wordt dus heibel. En ze zien het verschil met de anderen echt heel goed. Dat zorgt voor angst, angst om er altijd buiten te vallen. De maatschappij moet dat veel beter in de gaten houden.”
Huub Buijssen en Mathilde Bos,
Lesje geleerd?
Uitgeverij Elsevier, 25 euro