‘Verpleegkundige wil niet als kneus overkomen’ Het Parool 6 -02-95

Psycholoog bepleit opvang na schokkende voorvallen

Verpleegkundigen maken vaak ingrijpende gebeurtenissen mee waartegen ze niet zijn gewapend. Psycholoog Huub Buijssen schreef er een boekje over: Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – als je beroep een nachtmerrie wordt. Bij de beroepsgroep is het enthousiast ontvangen. Eindelijk erkenning.
Door ROELFIEN SANT

DEN DOLDER – ‘Het is mijn laatste avond van de nachtdienst. Om half drie schiet me plotseling te binnen dat ik nog niet naar het lek in de kelder ben geweest. De kelder heeft een zijdeur waardoor de bewoners na elf uur het verpleeghuis binnen kunnen komen.’ (…) ‘Als ik de kelder binnen ga, voel ik plotseling dat er iemand achter me staat. Voordat ik om kan kijken pakken twee handen me beet. Mijn eerste gedachte is dat het een collega is die een grap uithaalt. Ik kijk schuin over mijn schouder en zie een vrij grote, blonde man. Ik schrik enorm. Puur uit angst geef ik een keiharde gil. De man verslapt zijn greep, ik ruk me los en zet het op een lopen. Ik neem de trap en ren de eerste verdieping. Ik ben gepakt, er was iemand in de kelder, breng ik met moeite uit tegen het nachthoofd.’ “Deze traumatische ervaring heeft eigenlijk niks met het vak te maken.” Zegt Buijssen. “Verpleegkundigen in grote verpleeghuizen of psychiatrische inrichtingen hebben steeds vaker te maken met insluipers. Maar er was meer. Deze vrouw is hierdoor totaal van slag geraakt.” “Ze stuurt de ondernemingsraad een briefje met voorstellen voor extra beveiliging en wil, omdat er allerlei verhalen over het incident de ronde doen, een verslag schrijven in het mededelingenblad van het verpleeghuis. De directie verbiedt het. De leiding wil het voorval, dat vier maanden eerder plaatsvond, niet weer alle aandacht te geven. Het slachtoffer voelt zich hierdoor onbegrepen en geïsoleerd. Ze zoekt en vindt na vierteen maanden een andere baan. Maar de gebeurtenis blijft haar achtervolgen. Na vier jaar is ze er nog niet overheen.”

Huub Buijssen werkt bij de H.C. Rümke Groep in Den Dolder met psychiatrische patiënten. Daarvoor was hij onder meer werkzaam als psycholoog bij de kruisvereniging in Breda. “Als verpleegkundigen hun vak goed willen doen, moeten ze hun emotie niet wegdrukken. Je moet je in de patiënt kunnen verplaatsen. Maar als je je gaat inleven ga je ook een beetje van ze houden. Dat maakt je enorm kwetsbaar. Verpleegkundigen hebben het meest met de patiënt te maken. Bijna niet een verpleegkundige heeft een rimpelloos verleden.” “Verpleegkundigen hebben meer dan anderen te maken met mensen in een kritieke situatie in hun leven. Je kunt hun in de opleiding voorbeelden geven van wat anderen is overkomen en vertellen wat ze moeten doen als een collega of zijzelf iets aangrijpends meemaken.” “Het wezen van een trauma is dat er twee sterke krachten opgang komen: de beelden van het gebeurde die zich aan je opdringen en de kracht die beelden te willen verdringen. Die laatste kracht is het sterkste en wint het vaak als de omgeving bepaalde signalen niet opvangt. Bij de verpleegkundigen is er vanaf het begin van de opleiding ingestampt dat ze er zijn voor de patiënten. Dat maakt het moeilijk voor jezelf op te komen, helemaal als het gedrag van een patiënt de oorzaak is van je ellende.” In 1992 werd in Amsterdam het derde wereldcongres gehouden over traumatische gebeurtenissen. Buijssen woonde dat bij als freelance korpspsycholoog van de gemeentepolitie Breda. “Er waren voordrachten over traumatiserende ervaringen van brandweerlieden, politiemensen, treinmachinisten, reddingswerkers, soldaten, maar niet over verpleegkundigen. Dat verbaasde me. Ik heb toen in Verpleegkundige Nieuws een artikel over het onderwerp geschreven. Daarop kwamen zoveel reacties dat ik besloot er een boekje over te maken.” Buijssen is nu bezig een zelfde soort boekje te schrijven, maar dan voor artsen. “Het was niet zo eenvoudig om aan praktijkverhalen te komen. In de medische wereld praat men niet graag over wat er fout gaat. Het blijkt voor verpleegkundigen heel moeilijk om uit de anonimiteit te treden. Sommigen waren bang voor problemen met hun werkgever. Praten over schokkende gebeurtenissen wordt door de leiding van de instellingen vaak gezien als de vuile was buiten hangen.”

“De meeste verpleegkundigen die ik sprak wilden niet meewerken omdat ze zich schaamden over wat hun was overkomen. Die schaamte kon zelfs niet weggenomen worden als ik toezegde hun naam niet te vermelden en enkele basisgegevens te veranderen om zo de kans op herkenning tot een minimum te beperken.” “Bij banken, bij de politie, kortom in tal van organisaties is een beleid ontwikkeld voor de opvang van personeel dat geconfronteerd is met een schokkende gebeurtenis. Bij gezondheidsinstellingen ontbreekt dat grotendeels. Voor een deel heeft dit te maken met de verzwegen opvatting binnen deze instellingen dat verpleegkundigen bestand dienen te zijn tegen schokkende gebeurtenissen en anders niet geschikt zijn voor het vak.” “Het is al te optimistisch gedacht dat verpleegkundigen zelf aan de bel trekken als ze psychisch in de knel zitten. Uit onderzoek blijkt dat juist de personen die er slecht aan toe zijn geen hulp vragen. Veel verpleegkundigen zijn bang voor kneus of softie te worden uitgemaakt. De belangrijkste reden voor hun zwijgen is echter dat ze schrikken van hun eigen gevoelens. Ze herkennen zichzelf niet meer.” Buijssen pleit voor een betere voorlichting en voor speciale opvangteams in de instellingen. “Het probleem is dat opvangteams geld kosten. Op de leden zal ook buien diensttijd een beroep worden gedaan. Dat moet gecompenseerd worden in tijd of geld, en financiële speelruimte is er bij de gezondheidsinstellingen niet.”

H. Buijssen: Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – als je beroep een nachtmerrie wordt, uitgeverij De Tijdstroom, ƒ24,50.

‘Cursus luisteren naar collega in ziekenhuis.’ Utrechts Nieuwsblad woensdag 31 januari 2001

Cursus luisteren naar collega in ziekenhuis
Door Helma van den Berg
Utrecht

Het centraal Militair Hospitaal in Utrecht heeft als een van de eerste ziekenhuizen in Nederland personeel opgeleid om collega’s te helpen na traumatische ervaringen op het werk. Vandaag worden aan de eerste zeven personeelsleden de certificaten ‘collegiale trauma-opvang’ uitgereikt. Het CMH volgt hiermee de ziekenhuizen in Den Helder, Leidschendam en Winschoten. De meeste brandweer- en politiekorpsen in Nederland hebben al eerder de cursus ingevoerd.

In de nieuwe CAO voorverplegend personeel is vorig jaar opgenomen dat elk ziekenhuis opvang structureel moet regelen voor personeel dat geconfronteerd wordt met aangrijpende gebeurtenissen op het werk. Het plotselinge overlijden van een patiënt kan zo’n ervaring zijn, maar ook een mislukte reanimatie, zelfmoord, mishandeling door een psychiatrische patiënt of verpleegkundige fout. De aanpassing van CAO gebeurde op aandringen van de bond voor verpleegkundigen NU 91. Volgens de bond laten ziekenhuizen verpleegkundigen na zo’n traumatische ervaring vaak in de kou staan. Uit onderzoek van NU 91, in het voorjaar van 1999, bleek dat ruim de helft van het verplegend personeel in algemene ziekenhuizen de voorgaande vijf jaar op het werk een zodanig ingrijpende gebeurtenis meemaakte, dat ze daar minimaal enige dagen helemaal door in beslag werden genomen. Hoewel slechts een op de twintig zich na zo’n gebeurtenis ziek meldde, overwoog ruim een op vijf serieus een ander beroep te kiezen. Tweederde van de vijfhonderd ondervraagden meldde dat zij adequaat zijn opgevangen. De meesten door collega’s. Meer dan de helft van de ziekenhuizen had ten tijde van de CAO- onderhandelingen geen protocol voor de opvang van eigen personeel. Volgens beleidsmedewerkers Arbo-coördinator Ferry Zoutenbier en sociaal psychiatrisch verpleegkundige Johan Heine van het Centraal Militair hospitaal (CMH) omdat het voor kort werd gedacht dat verpleegkundigen die hun vak verstaan, door emotionele ervaringen onberoerd blijven.

„Er heerste in deze sector een cultuur van’ niet zeuren, dat hoort bij je werk’. Je vond het zelf ook niet professioneel om over je problemen te praten. Met gevolg dat voor menigeen het beroep een nachtmerrie werd.” Aangemoedigd door de nieuwe CAO en de Arbo-wet, krijgen ziekenhuizen nu meer oog voor nazorg van verpleegkundigen. Onder meer door onderlinge opvang waarvoor nu ook de eerste cursussen zijn geïntroduceerd. Opmerkelijk is dat juist het CMH, met de traditie van een machocultuur van het leger, tot die kopgroep behoort. Maar volgens Heine is ook binnen defensie een kentering gekomen: „Juist door onze ervaringen van mensen die naar oorlogslanden zijn uitgezonden geweest, weet defensie dat het verwerken van trauma’s heel belangrijk is. Dat het juist goed is om vaak en veel over je verdriet te praten. En personeel van een ziekenhuis van defensie loopt een extra risico om tegen emotionele problemen aan te lopen.” De cursus is ontwikkeld door psycholoog Huub Buijssen van de geestelijke gezondheidsgroep. Altrecht in Utrecht die ook de trainingen gaf. Volgens hem is het heel goed mogelijk dat collega’s elkaars hulpverlener zijn. „Niet iedereen kan dit even goed. Mensen die zich van nature bij andere mensen betrokken voelen, hebben een fikse voorsprong. Want trauma-opvang bestaat zeker voor de helft uit het kunnen tonen van compassie, van echt meeleven.” De andere helft kun je leren. Ondermeer door geen ongevraagde adviezen te geven, niet te gaan wroeten naar gevoelens en tijdig signalen te herkennen van verstoorde verwerking,. Daarmee kan heel wat leed worden voorkomen, zegt Buijssen: „De kans dat je niet meer afkomt van een posttraumatische stress-stoornis, of er nog andere psychiatrische aandoeningen bij krijgt, neemt toe naarmate je er langer mee rondloopt.” Heine heeft het belang van collegiale opvang aan den lijve ervaren: „Ik zorgde in Zaïre voor psychische ondersteuning van soldaten die in de vluchtelingenkampen moesten werken. Maar na twee, drie weken had ik zoiets van, ik moet vandaag nog naar huis. Tot ik zelf mijn hart bij een collega kon luchten. Toen kon ik er weer even tegen aan.” Carmen Polman (28) waarnemend hoofd bedrijfsvoering van het CMH, is een van de mensen die vandaag het cursuscertificaat krijgt: „Ik zie wel eens dat collega’s niet los kunnen komen van hun werk. Dat zij zich daardoor soms ziek melden. Voor die collega’s wil ik iets kunnen betekenen.” En de cursus heeft al baat gehad, zegt Polman: „Ik heb geleerd dat het geven van tips niets oplevert. Daar had ik namelijk een handje van. Mensen willen jou niet horen, ze willen juist hun eigen verhaal kwijt,”

Als je beroep een nachtmerrie wordt – Zaanse krant

Door Patricia van der Zalm

Herhaaldelijke confrontatie met pijn, ellende en dood wordt in de verpleging gezien als beroepsrisico. Je moet er maar tegen kunnen, anders lijk je niet geschikt voor het vak. “Maar angst, schaamte mislukking, schuld, paniek en verdriet zijn voltrekt normale reacties op abnormale belevenissen”, vindt de Utrechtse psycholoog Huub Buijssen. Over emotioneel schokkende gebeurtenissen binnen de ziekenhuismuren schreef hij het indringende boekje ‘Traumatische ervaringen van verpleegkundigen’ met de veelzeggende ondertitel ‘Als je beroep een nachtmerrie wordt’.

Nooit eerder meent Buijssen – werkzaam bij de Rümke Stichting in Den Dolder – is er een beeld geschetst van wat verpleegkundigen (en artsen) in hun werk moeten meemaken. De emotionele zwaarte van het beroep is nooit eerder onderzocht, laat staan op schrift gesteld. Terwijl voor aanpalende ‘trauma- beroepen’ als politieman/vrouw, brandweerman/vrouw en treinmachinist (vanwege zelfmoordenaars die voor de trein springen) al jarenlang hulp en opvang is geregeld. Het is hoog tijd, vindt Buijssen, om ook verpleegkundigen praktische trainingen en spoedcursussen te geven. “Daarmee laat je als leiding van een zieken- en verpleeghuis zien dat je het belangrijk vindt en dat je het beroep en de medewerkers serieus neemt.” In ziekenhuizen blijkt over het algemeen weinig aandacht te zijn voor de emotionele zwaarte van het beroep van verpleegkundige, verzorgende en arts. Een kwestie van traditie, lijkt het.

Bang
“Lijden en dood, daar word je geacht tegen te kunnen. Maar als een psychiatrische patiënt je bijna wurgt, kun je je daar moeilijk op voorbereiden. Dan moet je heel sterk in je schoenen staan of heel onverschillig tegenover je leven. Verpleegkundigen zijn vaak beschroomd om te vertellen dat ze totaal van de kaart zijn, bang om erop te worden aangekeken, bang om er niet meer bij te horen, bang om te falen.”

“Daarom proberen zo vaak eerst met zichzelf in het reine te komen. En juist dan kan het goed mis gaan. Volstrekt normale reacties overigens op abnormale gebeurtenissen. “Traumatische incidenten zijn volgens Buijssen bedreigend ‘want ze raken direct je eigen angsten, zeker als het kinderen betreft’. Het is niet per definitie de ingrijpende gebeurtenis die traumatiseert, maar vooral de situatie waarin die zich voordoet. “Van twee mensen die met een griepbacil in aanraking komen, krijgt de een griep, de andere niet. Hoe en trauma aankomt, hangt af van de persoon, de omstandigheden, de reacties van de omgeving en de opvang.”

Dat brengt Buijssen op de onbewust motieven om een bepaald beroep, bijvoorbeeld de verpleging te kiezen. “Een tekort aan aandacht en interesse als kind of een nare gebeurtenis van vroeger is voor sommigen juist reden om later voor de verpleging te kiezen. Ik ken een gezin waarin de vader last had van epileptische aanvallen; voor kinderen kan dat heel beangstigend zijn. Drie van de vier kinderen uit dat gezin zijn, toeval of niet, in de verpleging gegaan. Een verpleegkundige wiens moeder vroeger zelfmoord heeft gepleegd, kan bij een soortelijke situatie in zijn werk finaal instorten. Ineens kan het te veel zijn.”

In het verlengde ligt: iemand die als kind is mishandeld, kan een partner kiezen die hetzelfde doet. “Het is spannender en vooral een manier van verwerken van vroeger leed: als ik die partner verander, krijg ik grip op mijn eigen verleden. Pathologische (partner -of beroeps) keuze heet dat. Maar meestal werkt dat niet.” In Nederland werkt ongeveer een kwart miljoen mensen in de gezondheidszorg. Traumatische gebeurtenissen liggen op de loer. In het boek vertelt iemand hoe een ernstig zieke patiënt er ondanks de veelvuldige controles toch in slaagde zich in de badkamer de hals door te snijden. Tijdens die controles bezorgde de man de verpleegkundige’ een heel vreemd gevoel. Hij is niet verward of onrustig, maar juist heel kalm en berustend’, reden om elk kwartier te gaan kijken. De personeelsbezetting is die nacht minimaal, de telefoon gaat, de patiënten moeten tegen het ochtendgloren gewassen worden en die aandacht voor ‘ meneer T,’ verslapt even. Dan gaat het ineens snel. De verpleegkundige trekt de badkamerdeur open en kijkt recht in het gezicht van meneer T.’ We kijken elkaar aan maar hij ziet me niet. Hij hangt op de wc, want zitten kun je het niet noemen. Hij is naakt en zit helemaal onder het bloed’. Hij overlijdt. De dienstdoende chirurg reageert: ‘Hoe hebben jullie zoiets nou kunnen laten gebeuren? Dat noemt zich dan verpleegkundige’. Ze hield een dagboek bij. ‘Woensdag 5 september 1991. Help! Vanochtend heb ik een patiënt dood laten gaan. (..) Het is mij schuld. Het was mij patiënt. Hoe moet ik mezelf verantwoorden? (..) Oh God, ik ben zo bang voor de afdeling, de patiënten. Kan ik het werk nog wel aan?’ ‘Dinsdag 11 september 1991. Uit de autopsie is gebleken dat de heer T. is overleden ten gevolge van het ongeval. (…) Ik heb vanmiddag het schaartje gevonden. Ik heb het met een pincet in een envelop gedaan. Er mochten geen vingerafdrukken van mij op komen. Ik heb het goed verborgen want het is bewijsmateriaal. Word ik nu echt gek?’ De opvang is niet moeilijk, vindt Buijssen. “Maar het moet wel geregeld worden. Voorwaarde is dat een afdelingshoofd begrijpt waar het over gaat. Er moet geen sfeer heersen waarin gevoelens als gezeur worden afgedaan. Je zou trouwens zeggen dat verpleegkundigen goed getraind zijn in gesprekstechnieken, maar ze vragen niet door. Ze willen juist helpen, niet confronteren.”

‘Traumagesprek’
En toch: dezelfde energie die wordt gestoken in goed bedoelde opmerkingen als ‘het leven gaat door, kop op, het slijt wel’ kan net zo goed worden gebruikt om te vragen: ‘vertel eens wat je dwars zit’, vindt Buijssen. “Bij psychisch lijden wordt vaak om de pijn heen gedraaid. Maar als iemand een doorligwond heeft, behandel je toch die wond en niet zijn tenen?” Dus waarom geen ‘traumagesprek’ voeren in plaats van een gesprek vol troostende woorden die niet echt helpen?

“Liefst binnen 24 uur, ook als iemand in een shock verkeert. De essentie van een trauma is dat twee tegenpolen om voorrang strijden: de beelden van wat er is gebeurd en de wens om die beelden te verdringen. Als er niet snel over wordt gepraat is de kans groot dat iemand het voorval gaat verdringen, dat de beelden vervagen maar niet verdwijnen. Vertellen, dus. Zeker een keer het hele verhaal, maar liefst heel vaak. Anders is het gevolg: slecht eten, slecht concentreren, slecht slapen. Een trauma lijkt wat dat betreft op een hevige verliefdheid.”

Illustratief is het volgende voorbeeld uit het boek. Een verpleegkundige, betrokken bij een hartstilstand van een patiënt en vergeefs herstellen van het hartritme (‘de man had van de ingreep zelfs brandwonden op zijn borst gekregen en vroeg: ‘alstublieft zuster, niet meer doen’, maar ik ging door; ‘het moet echt, meneer, voor uw eigen bestwil’) had wel door de grond willen zakken toen ze later de hevig huilende echtgenote van de overleden patiënt zag. ‘Op dat moment wenste ik dat de grond zich voor mijn voeten zou openen zodat ik kon verdwijnen. Want het was mijn schuld. Er gebeurde iets in me; ik verstarde. Ik heb er niet meer over gepraat, jarenlang niet. (…) ik heb maandenlang nachtmerries gehad; het was iets dreigends maar ik kon het nooit in beelden pakken. Ik werd altijd drijfnat en met hartkloppingen wakker.’

——————————————————————————–

Huub Buijssen, Traumatische ervaringen van verpleegkundigen. Als je beroep een nachtmerrie wordt, Uitgeverij De Tijdstroom, Utrecht, f24,50

‘Verpleegkundigen volgen spoedcursus omgaan met stress.’ Nieuwsblad van het Noorden 19-1-2001

Van onze verslaggever
LOUIS VAN KELCKHOVEN

Winschoten – acht verpleegkundigen van het Sint Lucas-ziekenhuis in Winschoten hebben als eerste in het Noorden een opleiding gevolgd voor hulp bij post traumatische stresstoornissen. Populair gezegd is de opleiding een spoedcursus omgaan met stress bij verpleegkundigen, die bij het uitoefenen van hun beroep met een ingrijpende gebeurtenis zijn geconfronteerd. Leden van dit zogenaamde ‘Collegiaal opvang Team’ krijgen vandaag hun certificaat. Met zijn boek Traumatische ervaringen van verpleegkundigen’ bond psycholoog Huub Buijssen zes jaar geleden de kat de bel aan. “In tegenstelling tot beroepsgroepen als politie, brandweer en reddingswerkers, werden trauma’s bij verpleegkundigen niet erkend. Er werd domweg gezegd dat aangrijpende gebeurtenissen bij het vak hoorden.” Een psychotrauma is een lichamelijke/psychische reactie op een hele ingrijpende gebeurtenis. “Er zijn drie kenmerken”, zegt Buijssen. “Het veelvuldig opnieuw beleven van de gebeurtenis, het proberen te vermijden daarvan en een verhoogde alertheid. We spreken van een post traumatische stresstoornis als er na anderhalve maand geen vooruitgang is en de betrokkene nog steeds door het voorval in beslag wordt genomen.” Als voorbeelden van ingrijpende voorvallen waarmee een verpleegkundige te maken kan krijgen noemt Buijssen een fatale fout van een verpleegkundige, meerdere patiënten die in een nacht overlijden of suïcide van een patiënt. “Maar het kan ook zijn dat er sprake is van ongewenste intimiteiten, bijvoorbeeld als een patiënt in zijn benadering van een verpleegkundige te ver gaat. Verpleegkundigen kunnen ook slachtoffer worden van fysiek geweld, wanneer patiënten naar hun zin te lang moeten wachten voordat worden geholpen.”Buijssen hecht eraan te zeggen dat dergelijke voorvallen weliswaar ingrijpend zijn; maar dat de emotionele reacties puur menselijk zijn. “We moeten er voor oppassen om er niet meteen een psychiatrisch geval van te maken.”

“Verpleegkundigen houden zich vaak groot en willen het team niet lastig vallen met hun problemen. Stelregel is dat het team de plicht heeft om hulp te verlenen, maar dat degene met de klachten het recht heeft om de hulp te weigeren.”Buijssen zegt dat het verhelpen van een klacht moeilijker wordt naarmate iemand er langer mee rondloopt. “Maar hoe hopeloos het soms ook lijkt, het blijft zaak om hulp te bieden. Een luisterend oor betekent al heel veel.” Het verlenen van hulp is vaak een vertrouwenskwestie. “Voor Winschoten hebben we acht mensen, met ruime verpleegkundige ervaring, gevraagd de opleiding te volgen.” Psycholoog Buijssen noemt het belangrijk wanneer hulp bij een ingrijpende gebeurtenis uit de eigen omgeving komt. “Elkaar opvangen, zoals in de gemeenschap van Volendam gebeurt, is veel beter dan psychiaters inschakelen. De omgeving trekt zich terug als ze zien dat professionele hulp verleend wordt. Bovendien denken mensen dat er iets met hen niet in orde is als ze bij de psychiater lopen.”