Dit doodvonnis gun ik iedereen De Telegraaf 27 september 2007
Huub Buijssen analyseert nu zijn eigen gevoelens en concludeert dat die anderhalve week hem tot een rijk man heeft gemaakt: “Dit is de beste ervaring van mijn leven. En al klinkt het raar, ik gun het eigenlijk iedereen. Ik ben een herboren mens.”
door MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL en RENÉ STEENHORST
TILBURG, zaterdag
Die blije lach zit om zijn mondhoeken gebeiteld, Huub Buijssen (54) is een herboren man. Op woensdag 12 september kreeg hij te horen dat hij pancreaskanker had, op donderdag de 20ste bleek dat er niets aan de hand was. Anderhalve lange week keek hij de dood recht in de ogen. “De rijkste ervaring van mijn leven”, vindt de Tilburgse psycholoog.
Huub Buijssen komt al jaren met regelmaat voorbij in onze kolommen, desgevraagd duidt hij dan helder en beeldend het een en ander op psychologisch gebied. En juist deze bevlogen vakidioot maakte een zwieper van jewelste in een emotionele achtbaan.
“Die woensdag kwam mijn nieuwe boek uit, De beleving van dementie. Normaal altijd een feestje, al is het mijn 36ste al.” Die dag kreeg hij echter zijn doodsvonnis. Voor de zomervakantie voelde hij zich al niet best: “Ik verloor gewicht, had pijn, was moe. Die klachten schreef ik toe aan het prikkelbare darmsyndroom waar ik al jaren last van heb. Mijn huisarts weet het ook daaraan. In augustus merkte ik dat ik nog meer kilo’s kwijt was. Ik dacht aan pancreaskanker, maar de huisarts zei dat het dat niet kon: mijn oogwit was niet geel en ik had geen rugpijn. Een eerste darmonderzoek liet een allerminst alarmerend poliepje zien.”
Op zondag 9 september kreeg hij ook nog diarree. “Dinsdag kon ik pas naar de huisarts, een vervanger. Die dacht aan een aneurisma en er werd een echo gemaakt. De radioloog gaf me de uitslag niet, hij zei: ‘ik zal de huisarts bellen, zodat jullie een plan van aanpak kunnen bespreken’. Mijn vermoeden dat er iets mis was werd door deze woorden bevestigd. De huisarts meldde dat het er niet goed uitzag, dat ik pancreaskanker had. Ik beken eerlijk dat ik niet meer weet of hij zei dat ik het had of dat er een verdenking was. Dat laatste las ik de dag erna – mijn Latijn is goed – wel op het verwijsbriefje: verdenking van pancreaskanker.”
Voor Huub Buijssen verging ondertussen zijn wereld: “Op internet zag ik dat dit de meest dodelijke vorm van kanker is. Na de diagnose is de levensverwachting nog maar een paar maanden. In 85% van de gevallen is het op het moment van constateren al uitgezaaid en is er niets meer aan te doen. En omdat ik de diagnose zelf al een maand eerder had gesteld, dacht ik… Als het niet was uitgezaaid zou een operatie de enige redding kunnen zijn, een superzware operatie waarbij 15% overlijdt. Van de geopereerden is na vijf jaar nog maar één op de tien in leven.”
“Op die ene procent overlevingskans vestigde ik al mijn hoop. De chirurg waar de huisarts me meteen naar had verwezen, verteld me dat ik in goede conditie moest zijn voor een eventuele operatie en dus ging ik drie keer per dag wandelen en at ik ondanks dat ik geen eetlust had. Ik was jaloers op iedereen met een dikke buik. Die maandag had ik een gesprek met de maag-lever-darm-arts die een mri-scan en een bloedonderzoek regelde. De huisarts zocht me thuis op, voor mij het signaal dat het er echt slecht voor stond. Toen ik die donderdag voor de uitslag -wel uitzaaiingen of niet – naar het ziekenhuis ging, hoorde ik in gedachten de doodsklokken al luiden.”
“‘Geen spoortje van kanker’, zei de arts. ‘Een echo zegt niet alles en is wel eens grof’. Die man heeft een halfuur nodig gehad om mij ervan te overtuigen dat er echt niets ernstigs aan de hand is…” Onnodig zijn geluk te schetsen: “Had ik al die hele week geen oog dicht gedaan omdat dat zo zonde van de tijd was, die nacht kon ik van blijdschap niet slapen. Ik ben opnieuw geboren, als volwassen mens.”
De psycholoog Buijssen analyseert zijn gevoelens: “Anderhalve week ben ik bezig geweest met afscheid nemen. De dood joeg me eerder altijd schrik aan, nu was ik er niet bang voor. Wel vreesde ik de pijn. Het ergste vond ik dat ik mijn kinderen, Huib van 13 jaar en Ilana van 10, niet zou zien opgroeien. Dat ik hun examens, huwelijken en de geboorte van hun kinderen niet zou meemaken. Als ze naar me zwaaiden als ze naar school vertrokken, schoot ik al vol. Ik heb het hen wel verteld, voor kinderen houd je niks verborgen. Ze hadden al gemerkt dat papa geen grapjes meer maakte. Kinderen zijn flexibel, de dag erna zijn ze al weer aan het buitenspelen en aan het zingen.”
“Ik moest het mijn moeder, broers en zussen, vrienden en collega’s vertellen. Iedereen wilde bij langskomen, maar dat hield ik af. Heel ambivalent, ik wist dat ik hun steun meer dan ooit nodig had, maar toch ik sloot me af. Bovendien had ik weinig tijd en moest veel regelen. Ik wilde alles goed achterlaten en ben naar een notaris gegaan voor een testament.”
Buijssen kan er nu om lachen: “De notaris vroeg hoe lang ik nog had, voor die beroepsgroep de normaalste vraag van de wereld. Ik wist dat die tijd kort kon zijn. Nee, de uitvaart had ik nog niet geregeld, ik zag de stoet nog niet voor me…, ik dacht al wel na over de muziek bij de mis en ik besloot dat ik begraven wilde worden in mijn Limburgse geboortedorp Hegelsom (gemeente Horst aan de Maas) waar ook mijn vader ligt. Goed, ik liep mijn archief door, ruimde mijn werkkamer en pc op, belde mijn uitgever hoe de drie boeken die ik al grotendeels af had postuum uitgegeven moesten. Alle trainingen (in trauma-opvang en agressie red.) en lezingen die in mijn agenda stonden heb ik afgezegd, na een operatie zou ik immers moeten herstellen. Tot januari ben ik nu werkloos…”
Filosoferend: “Merkwaardig hoe stabiel geluk is. Na vijf, zes huilerige dagen voelde ik me toch weer aardig mezelf en kreeg ik weer zin in het leven.”
Veel mensen vragen het hem: “Boos om die eerste diagnose? Nee, er is geen fout gemaakt, dat wil ik benadrukken. Maar dit is de rijkste ervaring van mijn leven, zo heb ik ook meteen de maag darm en leverarts laten weten, toen hij me het goede nieuws bracht. Eigenlijk gun ik het iedereen, al klinkt dat raar. Ik heb er zo veel van geleerd. Het enige dat blijft is wat je weggeeft, werd er in de film Babettes Feest gezegd. En dat is zo. Als je het moeilijk hebt, krijg je terug wat je eerder gaf. En ook: waar je niet gaf, krijg je ook niet”
“Sommige mensen hadden het er moeilijk mee dat ik me niet verzette tegen de reële optie dat ik ging sterven. Hen ontnam ik zo ook de hoop. Kennelijk ben ik iemand die zich snel in het onvermijdelijke schikt. Gek hè, ik schaam me nu dat ik iedereen moet bellen dat het goed met me gaat.”
Een zondagskind noemt hij zichzelf: “Ik heb een tweede leven cadeau gekregen. Jazeker, ik blijf psycholoog. Al een paar jaar al heb ik het gevoel gehad dat ik eigenlijk met pensioen ben en dat dit mijn hobby is. Alleen ga ik minder tijd aan regeldingen besteden, daaraan heb ik een hekel. Ik weet nu hoe kostbaar tijd is. Er ligt nog een boek dat ik af wil maken.” Niet gespeend van ironie: “Over succesvol ouder worden. Zonder garantie voor een eeuwig leven, hoor!”
“Spijt van wat ik heb gedaan of gelaten? Zover was ik nog net niet, die vragen had ik even geparkeerd. Wel heb ik meteen stilgestaan bij de vraag wie ik heb gegriefd of gekwetst, of ik om vergeving moest vragen. Ik wilde niet dat mensen met wrok aan me zouden terugdenken.”
“Ik heb ervaren dat bewust afscheid nemen belangrijk is. Dingen afronden, zeggen wat mensen voor me hebben betekend. Als je wordt overvallen door de dood, een fataal auto-ongeluk of hartaanval, of als je dement overlijdt, is dat niet mogelijk. Dan is, al mag ik dat misschien niet zo stellen, kanker voor mij althans geen slechte optie.” Nadenkend: ” Maar stel dat ik over 40 jaar ongeneeslijk ziek word. Maar ik weet niet of het sterven dan makkelijker zal zijn. Als je oud bent heb je minder mensen om je heen en ga je eenzamer dood. Zo zie je dat alles twee kanten heeft. In mijn nieuwe dementieboek staat voorin als motto een zinsnede van de streekromanschrijfster G van Maanen Pieters waar ik de afgelopen dagen ook veel aan moest denken: Ze beseft nu dat verdriet om aantasting van de allerpersoonlijkste dingen, zoals gezondheid en verbondenheid, volstrekt niet lichter te dragen valt naarmate men een groter deel van zijn bestaan achter zich heeft gelaten. Of men achtentwintig, achtenveertig, achtenzestig of zelfs achtentachtig jaren leeft, het hart is altijd jong en kan altijd bloeden.”
Wat hij nu wel mankeert weet Buijssen overigens nog niet. Een fijn lachje: “Als psycholoog ken ik de kracht van de geest wel, mijn achtergrond maakt me niet immuun voor hypochondrie. Mijn broer, de meest briljante man die ik ken, heeft wel een verklaring voor mijn klachten. Vanwege die prikkelbare darm werk ik normaal niet ’s avonds en op feestjes ben ik altijd voor elven weg, anders speelt die darm geheid op. Maar in het maken van dit boek, De beleving van dementie.Een eenvoudige gids voor naasten, had ik zo’n schik dat ik avond aan avond tot laat doorwerkte. Mijn broer zegt dat de computer bepaalt met welke snelheid je leeft en niet jijzelf. Dat is slecht voor je nachtrust, jouw toch al gevoelige darmen krijgen door het gebrek aan rust een opdonder, en daardoor neemt het hongergevoel af, eet je minder, val je af, krijg je last van je een drukkend gevoel in je darmen, mogelijk zelfs pijn… Ik geloof hier wel in.” Peinzend: “Het kán, dat ik een andere vorm van kanker zou hebben. Dan nadert het einde in elk geval langzamer. En ik ben blij met elke gewonnen dag.”
Huub Buijssen. De beleving van dementie. Een eenvoudige gids voor naasten van dementerenden. Spectrum, €14,95