‘Ook hulpverleners raken van slag.” Brabants Dagblad, 24 september 2002
Door Marie-Catrien van Deijck
Hulpverleners van verstandelijk gehandicapten kunnen getraumatiseerd raken door indringende ervaringen met hun patiënten. Ze worden geconfronteerd met de dood van dierbare bewoners of met heftig geweld, waardoor ze zelf in levensbedreigende situaties belanden. Een Tilburgse psycholoog verzamelde een aantal verhalen van hen en schreef hierover het boek Van Slag.
,,Zijn vuist treft me onverwacht midden in mijn gezicht. Ik voel een felle pijn. De volgende slagen hameren op mij hoofd. In mijn achtjarige carrière op deze afdeling ben ik vaak geslagen. Deze klappen zijn anders. Ze kunnen doden. Met alle kracht die ik in mij heb, begin ik Robert van mij af te schoppen en druk tegelijk mijn persoonlijke alarm in. De slagen houden op. ‘Ik spring naar beneden’, gilt Robert. Hij loopt op het raam af. Ik onderdruk de reflex om hem tegen te houden en te beschermen. Ik moet hier weg, al stort hij zich vierkant van het balkon. Het is hij of ik.”
Dit is een fragment uit Van Slag, een onlangs verschenen boek over indringende ervaringen van hulpverleners in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Auteur van dit boek is Huub Buijssen, een Tilburgse psycholoog die gespecialiseerd is in traumaopvang. Als directeur van cursusbureau Buijssen Training en Educatie leert hij werknemers in gezondheidsinstellingen hoe ze elkaar na traumatische gebeurtenissen kunnen opvangen. Van Slag bevat aangrijpende verhalen van hulpverleners die, vaak door gebrek aan goede opvang, last krijgen van een depressie of posttraumatische stresstoornis.
Kwetsbaar en afhankelijk
Volgens Buijssen bestaan trauma’s al zolang als de verpleging bestaat, maar worden ze in de gezondheidszorg pas sinds enkele jaren erkend. ,,Er is altijd gedacht dat áls deze beroepen al trauma’s met zich meebrengen, de hulpverleners er maar tegen moeten kunnen of maar een ander beroep moeten kiezen. Nou kunnen zij ook tegen veel ellende en tegen leed waar jij en ik misschien van moeten overgeven, maar bij een traumatische ervaring gaat het juist om iets wat in hun beroep uitzonderlijk is.” Als voorbeelden noemt Buijssen het maken van een fout, met fatale gevolgen voor de patiënt, de dood van een bewoner van een afdeling of de confrontatie met geweld. ,,Verstandelijk gehandicapten kunnen soms heel sterk zijn en onverwacht uit de hoek komen. Je kunt af en toe een klap krijgen, maar als je echt in elkaar wordt geslagen, is dat heel moeilijk. Ook al weet je dat het kan gebeuren.”
Hulpverleners van verstandelijk gehandicapten lopen meer risico te maken te krijgen met een traumatische ervaring dan collega’s in andere sectoren van de gezondheidszorg. Dit heeft volgens de psycholoog te maken met de onvoorspelbaarheid van de betrokkenen, waardoor zelfs ervaren krachten vaak verrast worden. ,,Toch ken ik geen beroepsgroep waar de liefde voor het vak en de betrokkenheid zo groot zijn. De kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de groep zorgt ervoor dat er een diepe band ontstaat tussen hulpverlener en patiënt. Dit maakt ook de dood van een bewoner extra moeilijk. Ook geweldsconfrontaties met verstandelijk gehandicapten zijn gecompliceerd: de hulpverlener moet zich verweren en tegelijk hulpverlener blijven. Hij kan een bewoner niet in elkaar slaan en daarmee zijn eigen zaken in veiligheid brengen. Hij komt zo in een spagaat.”
In goede handen
Om te voorkomen dat hulpverleners na heftige incidenten getraumatiseerd raken, is adequate opvang van belang. Buijssen is ervan overtuigd dat naaste collega’s daar de aangewezen personen voor zijn. ,,Zij zitten in dezelfde situatie en doen hetzelfde werk. Hen kan het ook overkomen. Daarom kunnen zij het beste bieden waar iemand dan het meeste behoefte aan heeft: echte betrokkenheid! Wat een collega nooit moet doen, is een veroordeling uitspreken. Wanneer iemand een verkeerde handeling deed bij een reanimatie, nooit zeggen: hoe kun je nu zo stom zijn dat je dat zo gedaan hebt. Te snel na het incident indringende gesprekken voeren is ook niet goed, bij personen die steun het hardste nodig hebben werkt het zelfs averechts. Weinig zeggen, weinig vragen. Alleen vragen: kan ik iets voor je doen? En altijd belangstelling blijven tonen, ook al gaat de opvang elders verder.” Daarnaast hebben leidinggevenden een cruciale rol. Zij moeten volgens de psycholoog niet alleen zorgen dat er opvang is, maar ook zelf blijk geven van betrokkenheid. ,,Belangstelling tonen is erkenning geven en dat is heel belangrijk. Veel mensen maken een fout door de opvang bij een professional neer te leggen. Stel je voor dat je iets heel ergs meemaakt en er een uur later een psycholoog op de stoep staat die is gestuurd door je werkgever. Dat werkt niet. Zijn komst maakt dat je denkt dat er iets goed fout met je zit, terwijl het hier om een volstrekt normale reactie gaat. Nog schadelijker is het dat mensen in je omgeving denken dat je nu in goede handen bent en zij zelf niets meer hoeven doen. Een psycholoog moet pas worden ingeschakeld wanneer het uit de hand loopt en je het zelf niet trekt. Dus op zijn vroegst na een paar maanden!”
In Van Slag geeft Buijssen adviezen over hoe de betrokkenen in een zorginstelling met traumatische ervaringen om kunnen gaan. Dankzij eerder verschenen boeken van zijn hand, over ervaringen van verpleegkundigen, maatschappelijk werkenden en hulpverleners in de psychiatrie, is twee jaar geleden in de CAO van zorginstellingen vastgelegd dat er verplicht structurele opvang moet plaatsvinden na een traumatisch incident.
Van Slag. Indringende ervaringsverhalen van hulpverleners in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. wordt uitgegeven door Elsevier Gezondheidszorg, isbn 90 352 2474 4.prijs €9.50
Feiten
· In Nederland wonen ruim 100 duizend mensen met een verstandelijke handicap.
· Eenderde van hen leeft in een instelling en 17.500 verstandelijk gehandicapten wonen in gezinsvervangend tehuis.
· Binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg zijn 100 duizend mensen werkzaam.