Hulpverlening aan zorgende familieleden
Hulpverlening aan zorgende familieleden
Boom, Meppel, 1993 en 1995, 128 pagina’s
Hulpverlening aan zorgende familieleden
Trouw, 21 december 1993
Trouw, 21 december 1993
Mantelzorger verdient steun
Hulpverlening belangrijk voor familieleden in thuiszorg
Riet Diemer
Een op de twaalf Nederlanders zorgt voor een langdurig ziek of gehandicapt familielid, een goede vriend of buur. De meesten vinden wat ze doen niets bijzonders. Toch kunnen ze wel wat steun gebruiken, mits het op de goede manier gebeurt.
Een arts met veel ervaring in de psychogeriatrie vertelde eens hoe hij bij een huisbezoek aan een ouder echtpaar in een oogopslag de diagnose kon stellen. ‘ De blozende, fris ogende helft van het echtpaar is meestal de demente; de bleke afgetobde persoon meestal de overbeaste ‘gezonde’ partner.’ Omdat niet alle hulpverleners zo opmerkzaam zijn als bovengenoemde arts, schreef de Huub Buijssen de handleiding ‘Hulpverlening aan zorgende familieleden’. Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste staan belangrijke gegevens over zorgende familieleden. Het tweede gaat over de wijze waarop hulpverleners van buitenaf de directe zorgverleners kunnen helpen.
Hoe zijn de problemen van de zorgende familieleden te herkennen? Er zijn artsen en andere hulpverleners die hoofdzakelijk oog en oor hebben voor de patient. Het familielid dat veel tijd en energie moet stoppen in de zorg voor de zieke zien ze over het hoofd. Of ze zien deze als een menselijke hulpbron of onbetaalde hulpverlener, die hen werk uit handen kan nemen.
Volgens Buijssen, die zich als psychogerontoloog bezighoudt met de problemen van de ouder wordend mens, is in de afgelopen jaren uit diverse studies naar voren gekomen dat ondersteuning van de mantelzorger (de niet-beroeps die zorg biedt) door hulpverleners een wezenlijke bijdrage levert aan het bevorderen van de thuiszorg. Overbelasting van het zorgende familielid kan voorkomen worden door dit tijdig te signaleren en door te bemiddelen. Zo kan een definitieve opname uitgesteld of voorkomen worden.
Maar signaleren is niet altijd mogelijk door de buitenwacht, is de ervaring van Buijssen. De directe verzorgers moeten zelf ook laten weten dat ze steun nodig hebben. Uit onderzoek onder mantelzorgers is bekend dat het zorgen vaak lichamelijk en geestelijk erg belastend kan zijn. Ruim eenderde heeft zelf gezondheidsproblemen. Zorgen voor een naaste is een van de meest stressvolle banen. De manier waarop men met stress omgaat, bepaalt voor een belangrijk deel de mate van de belasting. Zorgende familieleden met een praktische, probleemoplossende stijl hebben het vaak makkelijker dan zorgende familieleden, die op een meer psychologische manier met hun situatie omgaan. Met probleem-oplossende stijl wordt bedoeld hulp en informatie zoeken en steun organiseren. Met de psychologische manier wordt bedoeld problemen negeren, klagen en zichzelf en anderen verwijten maken dat het anders gedaan zou moeten. Het belangrijkste is evenwel dat de verzorgster op een positieve manier tegen de verzorging aankijkt, dat ze deze meer ziet als een uitdaging dan een opgave.
Vanzelfsprekend zal dit afgestemd moeten zijn op de aard van het probleem. Iets dat niet veranderd kan worden, moet geaccepteerd worden. Buijssen beschrijft overigens verschillende manieren om tegenover de problemen te staan. Elke ziekte is anders, evenals elk zorgend familielied. Zo kan iets wat belastend is, soms positieve gevolgen hebben. Een voorbeeld: een verzorgster die erin slaagt haar lastige moeder te verzorgen, kan hier veel zelfvertrouwen door krijgen.
Uit de praktijk blijkt niet zelden dat veel mantelzorgers pas in een heel laat stadium een beroep op hulp doen, soms pas als het te laat is en de eigen lichamelijke of geestelijke grenzen bijna of helemaal zijn overschreden. Buijssen geeft duidelijk aan dat het geen zin heeft dat bij ziekte van een familielid de ander er ook onderdoor gaat.
Hulpverleners komen meestal niet uit zichzelf, omdat ze ervan uitgaan dat de patient of de familie de eerste stap moet zetten. Mantelzorgers die zich wel tot professionele hulpverleners wenden, keren zich na het eerste contact vaak al weer van hen af. Ze zijn hevig teleurgesteld omdat ze niet die hulp krijgen, die ze zochten. Van beide kanten is het een kwestie van oefenen. Aan de hand van aardige praktijkervaringen laat Buijsse zien waar het op aan komt, hoe hulpverleners, zoals vrijwilligers, familie, vrienden, wijkverpleging of maatschappelijk werkers de mantelzorger kunnen bijstaan. Dat kan zijn bij het helpen bij de keuze om te zorgen, signaleren van overbelasting, leren zich assertiever op te stellen, en omgaan met spanningen in gezin of familie.
Een van de belangrijkste manieren waarop de hulpverlener de verzorgster kan helpen, is via het aanreiken van emotionele steun, als klankbord, bij verwerking van ziekte, bereikbaar zijn en waardering laten blijken. Het komt voor dat personen die zorgen voor een hulpbehoevend familielid nooit een compliment krijgen. De omgeving vindt vanzelfsprekend wat ze doen. Een van de simpelste manieren om als hulpverlener iemand te steunen, is deze af en toe aan te moedigen door haar te prijzen voor de wijze waarop zij haar werk doet. ‘Een compliment is als een lentebries.”
Het boek ‘Hulpverlening aan zorgende familieleden’ is een waardevolle bijdrage in een tijd waarin steeds meer chronisch zieke en gehandicapte mensen langer thuis verzorgd worden. Dat zoveel ervaring uit het leven van alledag op papier is gezet, is een vooruitgang. Hier en daar is het boek wat zweverig, maar de inhoud is alleszins herkenbaar
Hulpverlening aan zorgende familieleden’ is uitgekomen bij uitgeverij Boom, Meppel en kost f 21,50.